Judo - Achtergrond In 1876 stapte Jigoro Kano naar een jiu-jitsu-school. Hij was zijn hele leven al klein en mager geweest en werd daardoor makkelijk geplaagd. Hij deed nooit vervelend terug, want dan kon hij een optater verwachten. Hij besloot er iets aan te gaan doen. Hij ging zijn conditie verbeteren en werd sterker door alle oefeningen die hij deed. Al snel leek hij geen 'spillebeen' meer. Hij werd sterker en voelde zich ook sterker. Daarom durfde hij ook steeds meer voor zichzelf op te komen als hij geplaagd werd. Toen hij 16 jaar was wilde hij jiu-jitsu leren, want hij had gehoord dat een kleinere van een grotere en sterkere kon winnen dankzij jiu-jitsu technieken. Hij merkte al snel dat het niet meeviel. Jiu-jitsu trainingen waren zwaar. Zijn conditie werd nog beter maar hij zat vaak onder de pleisters. Sommigen noemden hem zelfs 'Bansoko' (De pleister). Stoten met de vuisten, trappen met de voeten en steken met de vingers, het was allemaal toegestaan. Terwijl Jigoro Kano naar jiu-jitsu-les ging, waren er juist veel Japanners die ermee ophielden. De sporten die in Amerika en Europa werden gedaan (basketbal, honkbal etc), werden steeds populairder in Japan. Toen zijn leraar overleed kreeg Jigoro de papieren en aantekeningen van zijn leraar. Misschien dat hij daardoor steeds maar meer wilde leren van verschillende jiu-jitsu-, boks-, en worstelstijlen. Jiu-jitsu had veel goeds maar... hij zocht, dacht na, probeerde uit en vond wat hij wilde! De toen 22-jarige, intelligente universiteitsstudent noemde het 'Kodokan judo'. Dat was in 1882. Jigoro Kano vond het jiu-jitse veel te hard. Het Kodokan judo was veiliger om te beoefenen en dus prettiger om te trainen en leuker om naar te kijken. In het jiu-jitse ging het erom je tegenstander(s) te verslaan. Zelfs zo, dat ze niet meer konden opstaan. Kodokan judo was meer een fopspel, een manier om iemand te werpen of onder controle te houden op de grond, zonder direct iemand te moeten blesseren. Kano bedacht dat als je dit spel vaak en lang genoeg zou spelen, je er tenslotte een sympathiek(er) mens door zou kunner worden met een gezond(er) lichaam. Door het verbieden van gevaarlijke technieken, technieken veiliger te maken en nieuwe technieken te bedenken was Kodokan judo niet agressief, maar je kon je wel flink uitleven. En je kon steeds proberen het nog beter te doen. Er waren strenge regels en veel van de oude Japanse gebruiken (bijvoorbeeld het groeten) werden nu weer meer gebruikt dan in de tijd van het jiu-jitsu. Jigoro Kano leerde ook veel over de verschillende manieren van lesgeven. Hij wist dat je een goede leraar of lerares nodig had om iets te kunnen leren. Daarom wilde hij, zelfs toen hij leraar was, steeds meer bijleren. Doordat hij voorname ouders had en zelf gestudeerd had, had hij veel vrienden van adellijke ouders. Zij vormden eigenlijk zijn eerste judoschooltje. In het begin waren er maar 22 leden. Maar die leerden erg snel en werden later ook leraar in judo. Met Jigoro Kano gaven zij demonstraties in Japan en later in de hele wereld. Zelfs jiu-jitsu leraren moesten toegeven, dat judo als zelfverdediging goed was toe te passen. Leraren op (gewone) scholen kregen in de gaten dat judo goed te gebruiken was in de gymlessen om de scholieren eerlijk te laten stoeien en beter met elkaar te leren omgaan. De Japanse politie kreeg ook judo op het trainingsprogramma. Kano's belangrijkste leerlingen trokken zich in het begin van 1900 naar alle windstreken om meer mensen judo te laten zien en beoefenen. Kano werd gekozen in het Internationaal Olympisch Comite (1909) en bezocht de Olympische Spelen van Amsterdam (1928). In 1938 stierf Kano aan de gevolgen van een longontsteking. Judo is dus lang geleden in Japan door Jigoro Kano bedacht. Bij judo beweeg je veel en op allerlei verschillende manieren. Van al dat bewegen wordt je handiger en een stuk fitter. Bovendien leer je hoe je de spieren in jouw lichaam het best kunt gebruiken om zo sterk mogelijk te zijn. Hoe je iemand uit evenwicht kunt krijgen en hoe je zelf zo stevig mogelijk kunt blijven staan. En als je toch omvalt, dan leer je bij judo hoe je veilig kunt vallen om zonder pijn weer op te staan. In het kort zeggen we vaak: judo is lekker stoeien met regeltjes. Maar tijdens het stoeien leer je ook belangrijke waarden, die je "Skills for Life" meegeven. Judo doe je met zijn tweeën, waardoor je moet samenwerken om iets te bereiken. Je leert dat je met iedereen kunt oefenen, ook al zijn ze langer, sterker, zwaarder, meer ervaren of juist voorzichtiger. Iedereen is even belangrijk. De judoregels helpen je om altijd met respect met elkaar te judoën. Als je respect voor elkaar hebt, kun je namelijk heel goed samenwerken. Veel onderdelen komen regelmatig terug in de judolessen, waardoor je al snel vertrouwd raakt met wat je te wachten staat. Ook leer je jouw judovriendjes te vertrouwen, omdat ze zich houden aan de afspraken wanneer ze judotechnieken met je oefenen. Tijdens het stoeien met elkaar gaat er soms weleens iets mis. Door judo leer je beheersing; hoe je de baas blijft over jouw emoties en energie. Als het even tegenzit hoef je niet direct boos te worden, maar kun je ook rustig blijven. Judo zorgt ervoor dat je een doorzetter en een volhouder wordt. Iemand die blijft proberen totdat het lukt en niet snel opgeeft. Je leert jouw grenzen aangeven, zodat anderen deze kunnen respecteren. Dit noem je met een moeilijk woord: weerbaarheid. We spreken tijdens de judolessen af wat we van elkaar verwachten. Jouw discipline zorgt ervoor dat je uit jezelf doet wat we met elkaar hebben afgesproken. En natuurlijk maken we tijdens de judolessen veel plezier met elkaar.